De Vervoerregio Aalst maak de voorlopige cijfers bekend, volgens hen heeft de start van de basisbereikbaarheid reizigerswinst opgeleverd. Het busvervoer kent in Aalst en Erpe-Mere bijna 6 procent meer opstappers in januari en februari 2024. Dat blijkt uit een eerste evaluatie die De Lijn en de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken donderdag 28 maart hebben voorgesteld in de Commissie Mobiliteit van het Vlaams Parlement. In de vijftien Vlaamse vervoerregio’s is Basisbereikbaarheid gefaseerd ingevoerd. De vervoerregio Aalst koos voor een uitrol in twee fasen. De grootste wijzigingen zijn op 6 januari van dit jaar ingegaan. Eerder zagen al een nieuwe verbinding tussen Erpe-Mere en Zele en tussen het station en ziekenhuis van Dendermonde het levenslicht. Die eerste fase dateert van juli 2023. “Om een eerste evaluatie aan het parlement te kunnen geven over basisbereikbaarheid, werden buslijnen in de regio’s Gent, Aalst, maar ook Zaventem, Antwerpen en Limburg onder de loep genomen. Omdat heel wat verbindingen een andere reisweg en/of andere frequentie kregen, koos De Lijn voor het aantal opstappers aan de haltes in Aalst en Erpe-Mere als vergelijkingspunt”, zegt politiek voorzitter Marleen Lambrecht. “Hieruit blijkt dat we, ondanks het negatief klimaat dat werd gecreëerd, toch meer mensen kunnen overtuigen.”
Ambtelijk voorzitter Michaël Eeckhout. “Uit de evaluatie blijkt dat er 773.635 reizigersritten geregistreerd werden, in vergelijking met 732.481 in januari en februari van 2023. Dit betekent een toename van 5,6 procent. De haltes die werden becijferd, zijn die van het ‘Stadsnet Aalst’, namelijk Stadslijn 1 die om de 10 minuten rijdt, de ontsluitende Stadslijn 2 (elke 60 minuten), en de 15- minutenverbindingen naar Erpe-Mere, Hofstade, Herdersem en Moorsel.”
Met de invoering van basisbereikbaarheid zit het werk er voor de vervoerregio niet op. “De minister heeft in februari het Regionaal Mobiliteitsplan goedgekeurd. Hierin hebben we met de gemeenten afgesproken dat we zeer regelmatig gaan monitoren en evalueren, want anders ben je niet echt vraaggestuurd”, aldus Marleen Lambrecht. “Op het grondgebied van stad Aalst is er nog wat werk te doen. Stadslijn 2 bijvoorbeeld neemt een grote hap uit het budget van de vervoerregio, maar is elke cent waard. Ik hoop dat we bij de Vlaamse Regering wat extra middelen kunnen lospeuteren om die frequentie te verhogen of minstens al enkele spitsritten toe te voegen. Ook de werking van de flexbussen volgen we kritisch op.”
“Een belangrijke opdracht van de Vlaamse Regering is een ‘modal shift’ te realiseren via Hoppin: minder autokilometers, meer duurzame verplaatsingen. Daarvoor zetten we dus ook in op het woonwerk- en woon-schoolverkeer”, zegt Michaël Eeckhout. “Dat kan alleen met meer directe ritten en een hogere frequentie. Daarnaast rollen we ook Hoppinpunten uit, die inzetten op combimobiliteit. Samen met intercommunale SOLVA voorzien we de uitrol van deelfietsen over de elf gemeenten van de vervoerregio. Die komen aan de meeste Hoppinpunten, maar ook op andere logische locaties. We mikken op begin juni. Dan komen meer dan 130 elektrische fietsen beschikbaar voor onze inwoners aan een heel gunstig tarief.”