Morgenavond zijn we toe aan de twintigste editie van ‘La Fiesta’, in het Okapi Forum te Aalst. Persregio Dender trok op pad en zocht George Baker (headliner) de artiest van “Una Paloma Blanca” en andere wereldhits op voor een exclusief gesprek.
Meneer Baker, hoe gaat het eigenlijk met u ? Ja, met mij gaat het prima. Volop bezig met muziek. Op dit moment zitten wij hier in mijn studio om het één en ander op te nemen, wat ik eigenlijk altijd doe. Met de optredens gaat het prima, de gezondheid is goed, dus ik mag zeker niet mopperen
U staat bijna 50 jaar op de planken, schreef honderden liedjes, verkocht miljoenen platen, … U treedt ook nog altijd op. Doet u dat eigenlijk nog altijd graag ? Ja, want optreden is één van de leukste dingen die er zijn. Überhaupt muziek maken heeft mijn hart en als iets je hart heeft, dan stop je daar niet mee.
U bent headliner van de 20e editie van La Fiesta. Was u bekend met het concept hiervan ? Neen, helemaal niet.
La Fiesta is een Tribute aan Digno Garcia, de man die de Latijns-Amerikaanse harpmuziek in de lage landen introduceerde. Voelt u zich aangesproken door Latijns-Amerikaanse muziek? Nou, de Latino muziek vind ik persoonlijk heel erg goed. Daar zitten echt mooie muzikale stukken bij en daar geniet ik ook van. Digno Garcia ken ik natuurlijk wel. Daar zit eigenlijk ook nog een mooi verhaal aan vast. Als ik me niet vergis maakte Digno Garcia deel uit van het Trio Los Paraguayos en die hebben ooit mijn nummer “Fly Away Little Paraguayo” opgenomen, ergens in de jaren zeventig. Dus de cirkel is ergens rond op die manier.
Dat was één van uw grote hits, maar u heeft er nog tal van andere gescoord. De royalties die u daar nu nog mee verdient, vormen zo’n beetje uw pensioenfonds neem ik aan? (lacht hartelijk) Ja, zo’n beetje als Paul Mc Cartney, zeg maar. Zo kan je het eigenlijk wel stellen, ja. Ik heb er natuurlijk wel geld mee verdiend en dat maakt mij mede tot een gelukkig mens. Geld is natuurlijk niet alles in het leven, maar is toch wel belangrijk. Het creëert een bepaalde vrijheid en die vrijheid vind ik eigenlijk het belangrijkste, dat ik kan doen wat ik wil. Muziek maken die ik wil en leven zoals ik wil.
Die nummers zijn gewoon tijdloos en worden soms terug uitgebracht. “Little Green Bag“ werd bijvoorbeeld gebruikt in de film “Reservoir Dogs” van Quentin Tarantino. Hoe gaat dat dan ? Heeft Tarantino u gewoon gebeld ? (lacht) Hij heeft mij niet gebeld hoor. Dat gaat allemaal via een muziekuitgeverij, die proberen dan zo’n liedje te plaatsen.. Mijn uitgeverij in Amerika zal allicht het verzoek hebben gekregen van de man die de muziek in de films van Tarantino coördineert. Zo gaat dat. Dat gebeurde allemaal al in 1992. Dan heeft Tarantino “Reservoir Dogs” gemaakt maar dat was eigenlijk een cultfilm. Pas in ’99 maakte Tarantino dan “Pulp Fiction” waarmee hij pas écht bekend werd en dat veroorzaakte terug belangstelling voor “Reservoir Dogs” en “Little Green Bag” én George Baker.
Dat geeft toch een nieuwe impuls aan uw carrière dan ? Absoluut ! Ik denk dat het mijn carrière wel met zo’n 10 à 15 jaar verlengd heeft. Ik ben natuurlijk altijd bezig gebleven met optreden en muziek maken maar als dan zo’n liedje van je in een belangrijke film terecht komt, dan krijg je er meteen een hele boel nieuwe fans bij.
U heeft volgens sommige bronnen in uw carrière 25 miljoen platen verkocht, volgens andere bronnen zelfs veel meer. Wat doet zo’n megasucces met een mens ? Het verandert je leven enorm, dat begrijp je natuurlijk wel. Maar het heeft me eigenlijk als mens niet echt veranderd. Ik hou er nog steeds van om de zaken zo simpel mogelijk te houden. In het begin als je zo’n succes hebt meegemaakt als “Paloma Blanca” begin je ook zelf te geloven dat je de nieuwe Jezus bent maar op een gegeven moment dan land je toch weer op aarde. Da’s natuurlijk heel gezond en dan ga je terug de dingen doen die je moet doen. In je toptijd wordt alles voor je gedaan, wordt je koffer voor je gedragen, maar op een gegeven moment moet je je koffer terug zelf dragen. Zo werkt dat gewoon in dit leven. (lacht)
Hoor ik hier toch wat Hollandse nuchterheid? Nuchterheid wil ik dat niet noemen, maar dat werkt gewoon voor mij het beste. Je kan natuurlijk je leven heel gecompliceerd maken met een set huizen en noem maar op. Maar ik vind eigenlijk dat bezit ook een enorme last kan zijn. Het kost je allemaal tijd en ik besteed mijn tijd liever aan het maken van muziek. Ik heb een mooie studio en daar ben ik ontzettend blij mee. En daar besteed ik heel wat van mijn tijd in. Muziek maken is immers het liefste wat ik doe.
De oorlog heeft op uw leven blijkbaar een belangrijke invloed gehad. U werd geboren in 1944 en uw vader sneuvelde aan het eind van de oorlog. U zingt daarover in “Lonely Boy”, de titelsong van uw album uit 2009. Hoe was het om vaderloos op te groeien in de toch turbulente jaren ’50 ? Ik heb mijn vader (een Italiaanse soldaat die deel uitmaakte van het Duits leger dat Nederland bezet hield – nvdr) nooit gekend en dat heeft natuurlijk wel een impact gehad. Mijn moeder is ook nooit met mijn vader getrouwd omwille van de oorlog. 1944 was bovendien het jaar van de hongerwinter in Nederland en waarschijnlijk ook in België. Dus ja, dat was voor mijn moeder heel zwaar. Over een ongetrouwde moeder daar werd schande van gesproken in die tijd. Dat kon helemaal niet. In het begin, als kind, dan mis je natuurlijk een vader. Dat is gewoon zo. Iemand die je alles voor toont, die je leert voetballen, leert schaatsen, …. noem maar op. Dat heb ik nooit gekend. Dat moest ik zelf maar leren, gewoon, en maar zo’n beetje afkijken van anderen, hoe die dat deden. Dat is mijn hele leven zo geweest dat ik dingen zelf heb moeten leren en heb afgekeken van anderen. Het heeft me wel een boel doorzettingsvermogen gegeven. Als kind stond ik toch vaak alleen en als je ergens alleen voor staat moet je door een bepaalde barrière toch heen breken. Ook over je verlegenheid natuurlijk. Als je ergens komt als kind alleen, moet je toch ergens aansluiting zoeken. Dat heeft mijn karakter best wel gevormd, denk ik.
U werd niet meteen artiest, maar was eerst bouwvakker, havenarbeider, schoorsteenveger en arbeider aan de band bij een limonadefabriek. Wat was de leukste herinnering aan uw pre-artiesten-bestaan ? (lacht hartelijk) Daar heb ik helemaal geen leuke herinneringen aan. Nou kijk, als ik een jaar of 8, 9 was wou ik eigenlijk maar twee dingen: of muziek maken, zanger worden, of ik wou gaan varen. Eén van beide. Het is uiteindelijk muziek geworden. En al die baantjes waren niets meer dan een tussenstop om wat geld te verdienen om mijn uiteindelijk doel waar te kunnen maken. Ik had geld nodig om dingen te kopen als een gitaar, een versterker, en noem maar op. Mijn doel was uiteindelijk om muzikant te worden.
U bent vooral bekend als componist en vertolker van zogenaamde commerciële muziek als “Una Paloma Blanca”, “Sing A Song Of Love”, (Fly Away) Little Paraguayo, … Vindt u dat het publiek via deze muziek een totaalbeeld krijgt van u als artiest of een eerder eenzijdig beeld ? Het publiek krijgt nooit een totaalbeeld. Dat kan ook niet. Het zou heel verwarrend zijn als je op een gegeven moment in je hitperiode zit, want dat is voor mij toch een bepaalde periode in je carrière, en dan ineens iets heel anders gaat doen. Dat pikken de mensen gewoon niet. Dat zou ik nu in deze fase van mijn carrière wel kunnen gaan doen. Ik zou nu best iets heel anders kunnen doen. Maar in de tijd van mijn hits was dat ‘not done’. Ook de platenmaatschappij verwacht dat je bij je stijl blijft. Hun hele politiek is daar op gebaseerd. Zo werkt dat in de showbusiness.
Wat betekende de aanwezigheid van “Little Green Bag” in de soundtrack van Quentin Tarantino’s film voor u als componist? Heeft dit alsnog deuren voor u geopend als componist ? Niet echt, moet ik bekennen. Ik kreeg wel aanvragen om gewoon een commercieel liedje te schrijven maar ook niet meer dan dat. Mensen vragen liedjes in de stijl die ze van mij kennen, waarmee ik bekend ben geworden. Ik zeg niet dat ik geen andere liedjes zou kunnen schrijven maar dat wordt blijkbaar niet van mij verwacht. Begin van de jaren ’80 heb ik een plaat gemaakt, de Wild Flower-LP, en dat waren eigenlijk hele andere liedjes. Maar daar zat uiteindelijk niemand op te wachten. Je wil dan eigenlijk een andere kant van je creativiteit laten zien en dat lukt dan niet. Daar kan je dan heel gefrusteerd van raken en de pijp aan Maarten geven maar daar heb ik me overheen gezet. Dat verwachten mensen duidelijk niet van mij, dus dat moet ik dan ook niet doen.
Het is de laatste jaren iets stiller geworden rond George Baker. Mogen we van u nog nieuw plaatwerk verwachten in de toekomst ? Jazeker. Op het ogenblik ben ik druk bezig met schrijven en opnemen en afmixen. Bij mij loopt dat allemaal door elkaar want meestal als ik een liedje heb geschreven, dan neem ik het ook meteen op. Volgend jaar word ik 70 en dan hoop ik te komen met een compleet nieuw album en daar werk ik nu hard aan.
Wat mag het publiek van u muzikaal verwachten op La Fiesta ? Een extra latino jasje ? Ik ga niet mijn hele stijl veranderen. De mensen vragen me uiteindelijk omdat ze de George Baker die ze kennen willen horen. Ik ga dus wel mijn grote hits brengen met een paar wijzigingen of toevoegingen hier en daar. Ik ga de mensen niet gaan vervelen met teveel onbekende liedjes. Ik heb een hele lange loopbaan gehad met veel hits en die willen de mensen wel horen natuurlijk.
LA FIESTA met George Baker, Daniel Cardozo, Yannick Bovy, Andrei Lugowski, Xandro Leima, Jewls en Los Carios Zaterdag 14 december 2013 om 20.00 uur in OKAPI Forum te Aalst. Last minute reservaties enkel op volgend telefoonnummer 09 220 81 38.