De gemeente Liedekerke gaat haar smalle zijwegeltjes ter hoogte van de Opperstraat herinrichten. De riolering en de bestrating moeten er dringend vernieuwd worden. De uitvoering van de werken van alle zijwegen met een gefaseerde aanpak. Liedekerke is onder meer gekend om de cashkes of de zeer smalle straatjes die de naam Zijweg kregen. Iedere Zijweg draagt ook een nummer. Maar de Zijwegen bevinden zich in een slechte staat en er moeten gescheiden rioleringen aangelegd worden. Tegelijkertijd worden ook nutsvoorzieningen vernieuwd. De werken vatten aan in het voorjaar 2018, met de eerste fase: Zijweg 6,8,10 en 12 (Hoeksken). Analyse en visie op de herinrichting: Zesde Zijweg met doorgang voor fietsers & voetgangers, met ruimte voor ontmoeting, verzamelen afvoeren van hemelwater en aansluiting van de nutsleiding. “Ze kunnen er vernemen hoe de werken gaan verlopen. Het zijn wel moeilijke werken omdat het smalle wegjes zijn. Om alles in goede banen te helpen leiden zoeken we ook ambassadeurs onder de bewoners van de zijwegen”, vertelt schepen Dirk Lodewijk.
De gemeente kon één van de problemen al oplossen. De zijwegen lopen over een groot aantal eigendommen maar die knoop ontwarren om te onteigenen zou te lang duren. “Sommige eigendommen onder de zijwegen zijn amper enkele vierkante meter groot. We hebben daarom overeenkomsten afgesloten met de eigenaars”, besluit de schepen. Hoe de zijwegjes zijn ontstaan kan u lezen in deze historische analyse. Het centrum van Liedekerke begon zich te ontwikkelen rond de Stationsstraat en het begin van de Opperstraat. Op ongeveer een kilometer afstand van het centrumgebied begonnen er zich langs de opperstraat kleine woningen te ontwikkelen van de houtsprokkelaars en de landbouwers. Vooraleer de sociaal stedelijke duurzaamheid in de Zijwegen via de dimensies van Dempsey onderzocht kan worden, is het nodig de betekenis en het ontstaan van de atypische stedelijke context van de Zijwegen te verklaren via hun geschiedenis.
In het begin van de 18e eeuw verschenen er bescheiden houten hutjes op de zanderige weg naar Borchtlombeek, welke later deOpperstraat zou worden. Deze woningen waren van arme houtsprokkelaars, die met toestemming van de graaf, hout mochten gaan sprokkelen en kappen in het Liedekerkebos (ooit nog deel uitmakend van het vroegere reusachtige Kolenwoud). Zij wilden een woning vlakbij ‘hun werk’ en bouwden hun bescheiden hutjes met het hout dat zij meenamen uit het bos .
Maar niet alleen het bos was een verrijking voor de bevolking. Terwijl het bos met de tijd heen kromp, zette het landbouwgebied uit. Tot de 20e eeuw was Liedekerke dan ook een landbouwgemeente met kleine landbouwbedrijfjes die zich richtte op zelfvoorziening. Dit kwam door de rijkelijke zandleemgronden die zich perfect leenden tot het zaaien en oogsten van rogge, masteluin, tarwe, aardappelen en hoppe . Aldus wilden ook de bewoners in de 19e eeuw zich vlakbij hun velden vestigen, en werden zo buren van de houtsprokkelaars op de Opperstraat.
Terwijl het centrum van Liedekerke zijn oorsprong kent op de kruising van de Opperstraat en de Stationsstraat, was het dan ook opmerkelijk hoe er zich op ongeveer een halve kilometer afstand van dit centrumgebied een nieuwe verstedelijking langs de Opperstraat begon te ontwikkelen.
Het grote Liedekerkebos begon in te krimpen en maakte plaats voor landbouwgebied. Door de sterke verstedelijking van het buitengebied rond Brussel moesten percelen opgesplitst worden. Deze bevolkingstoename had ook invloed op het bouwpatroon van de Zijwegen. Achter de ouderlijke woningen op de Opperstraat ontstonden nieuwe huisjes op afgesplitstse percelen. Van wetgevingen op de stedenbouw was nog lang geen sprake, en iedereen bouwde zijn huis op de plaats waar men dit goed vond. Op deze manier konden families op een goedkope manier dicht bij elkaar wonen.