Tijdens de ochtend van 10 november 1921 werd Adiel Debeuckelaere in Ninove aangehouden op beschuldiging van hoogverraad. De krijgsauditeur eiste de doodstraf. De beschuldiging? “Leider van een clandestiene beweging die het activisme en zijn doelstellingen aan het front heeft gepropageerd, aansporing tot defaitisme, revolte en desertie en het doorspelen van militaire inlichtingen aan de vijand.” Het proces eindigde op 24 augustus 1921 met een vrijspraak. De West-Vlaming Adiel Debeuckelaere (°1888) huwde in 1913 de Ninoofse Adelaïde Dortant. Het koppel woonde in Gent toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Aan het front werd infanterist Debeuckelaere actief in de Frontbeweging. Op 1 maart 1917 werd hij zelfs verkozen tot leider (‘ruwaard’) van deze clandestiene politieke drukkingsgroep, de spreekbuis van de Vlaamsgezinden aan het front. Hoewel de Vlamingen in de voorlinie de overgrote meerderheid vormden, bleef de legerleiding weigeren om hun taal te spreken. De Frontbeweging verwoordde het ongenoegen hierover in een geruchtmakende Open brief aan koning Albert op 11 juli 1917.
In zijn latere leven was Adiel Debeuckelaere onder andere Vlaams-nationalistisch parlementslid en bleef hij actief in de beweging voor amnestie en de organisatie van de IJzerbedevaarten. Hij overleed in 1979 in Ninove. Adiel Debeuckelaere, ‘Ruwaard van Vlaanderen’, is de centrale figuur van de tiende Ninoofse Oorlogsgazet. Met hem als ‘held’ besteedt de gazet aandacht aan thema’s als Frontbeweging, Vlaamsgezindheid en Daensisme. De Ninoofse Oorlogsgazet, een uitgave van de Erfgoedraad, is te koop aan 1 euro per stuk, in het stadhuis, het oud stadhuis, de bibliotheek, de Dienst Toerisme (Hospitaalkapel) en Standaard Boekhandel.