Vandaag brachten minister Matthias Diependaele en schepen Karim Van Overmeire een bezoek aan de Woning Van Schuylenbergh in Aalst in het kader van de definitieve bescherming van deze woning. Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele beschermt Woning Van Schuylenbergh in Aalst definitief als monument. “Achter een sobere, gesloten gevel niet ver van het station van Aalst vinden we een laat meesterwerk van de internationaal gerenommeerde meubel- en interieurontwerper Pieter De Bruyne: de Woning Van Schuylenbergh (1986). Bij deze opdracht kreeg De Bruyne voor de eerste en laatste keer in zijn carrière de mogelijkheid om zijn visie op meubilair en architectuur samen te brengen in een nieuwbouwwoning”, zegt Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele.
Het gebouw functioneert niet enkel als een gezinswoning maar ook als een soort kunstenkabinet. De woning huisvest immers een indrukwekkende collectie meubels die Pieter De Bruyne tussen 1969 en 1986 ontwierp en liet realiseren in Aalst door zijn vader Emiel. Dit zogenaamd ‘non-conformistische’ meubilair zette De Bruyne internationaal op de kaart omdat hij hiermee het overheersende, modernistische functionalisme radicaal in vraag stelde. Voor De Bruyne kon de bestaansreden van een meubel ook liggen in de schoonheid ervan, of in de manier waarop het meubel bemiddelt tussen de mens en zijn omgeving, bijvoorbeeld door de functie van een bepaalde ruimte te symboliseren. Het gevoel dat zijn meubilair opriep, was met andere woorden cruciaal. Hiervoor gebruikte hij opvallende vormen, krachtige, vaak symbolisch geladen kleuren, opvallende texturen en volumes, ruimtelijke effecten (met spiegels), geheime opbergvakken (secreten) en opvallende namen.
“Omdat De Bruyne niet opgeleid was als architect, werd hij voor het ontwerp van deze woning bijgestaan door zijn stadsgenoot Achiel Hutsebaut (1936-2020)”, weet minister Diependaele. “Beide ontwerpers vonden elkaar in hun voorliefde voor uitgepuurde geometrie met het gebruik van eenvoudige basisvormen zoals de kubus, de piramide en de cilinder.”
Typerend voor De Bruynes interieurs is verder de uitgekiende lichtinval die hij in deze woning bereikte door middel van goed geplaatste en soms blauw gekleurde glaspartijen vooraan, achteraan en bovenaan, witgeschilderde bakstenen wanden en spiegels. Die spiegels dragen ook bij tot de opvallende ruimtelijkheid in deze vrij bescheiden rijwoning, net zoals het concept van “het huis in het huis”: een glazen piramide op de eerste verdieping garandeert visuele openheid en lichtinval in het hart van de woning maar zorgt tegelijkertijd voor privacy en isolatie. Een delicate evenwichtsoefening.